toerisme

Portret van de stad Konz

Portret van de stad Konz

Portret van de stad Konz



conc - met de districten Könen, Niedermennig, Krettnach, Obermennig, Oberemmel, Kommlingen, Filzen en Hamm - is de op een na grootste stad in de regio Trier en ligt aan de samenvloeiing van de Saar en de Moezel, op ongeveer 8 km van Trier. Ondanks de fysieke nabijheid van Trier, vervult Konz alle functies van een volledig uitgerust middelgroot centrum. Daarom werd Konz in 1959 officieel tot stad verheven.

Een historische terugblik voert terug naar de Romeinse tijd, toen de stad als Contionacum de zomerresidentie van de Romeinse keizer Valentinianus en de toegangspoort tot Trier was, evenals een belangrijke nederzetting aan de Saarbrug op de weg Trier - Metz. De middeleeuwse kern van de nederzetting ontwikkelde zich met een kerk, pastorie en het kasteelhuis van de landheren in het gebied van het keizerlijk paleis. De Romeinse brug over de Saar, waar in 1675 de slag om de Konzerbrug plaatsvond, wijst op een strategisch belangrijke locatie van de stad.

Met de toewijzing van het nieuwe Franse kantonbestuur kreeg het oude Konz (1563 ca. 200 inwoners) in 1798 voor het eerst een centrale functie, die vervolgens in 1816 overging in een Pruisisch burgemeesterskantoor.

Op het gebied van industrie en stedelijke ontwikkeling ontwikkelde de stad zich oorspronkelijk via de spoorlijn, hoewel in de jaren vijftig de meeste banen verloren gingen op de Konz-Karthaus-spoorlijn. De spoorwegsystemen waren dominant voor Konz, waaronder ook spoorbruggen over de Moezel en de Saar. De tweede spoorbrug, in de volksmond bekend als de "Hindenburgbrug" (in gebruik genomen in 1912), stak de Moezel over, maar werd aan het einde van de Tweede Wereldoorlog verwoest.

Het wegenbouw- en machinebouwbedrijf Zettelmeyer werd in 1897 opgericht door Hubert Zettelmeyer. Naast de spoorlijn stond deze operatie ook garant voor de industriële ontwikkeling van de stad. In 1981 werd het traditionele bedrijf verplaatst van het stadscentrum naar het industriegebied Konz-Könen.

Het banenverlies op het spoor werd in ieder geval op middellange termijn verzekerd door de vestiging van twee andere bedrijven in de kunststof- en textielverwerkende industrie (Pegulan en KUAG) eind jaren vijftig en begin jaren zestig. De industriële basis van de stad bleef behouden en vormde ook de basis voor de ontwikkeling van verdere grote bouwgebieden, vooral in de gebieden "Berendsborn", "Canet" en Roscheiderhöhe.

Om culturele en nationale accenten te leggen, verwierf de stad Konz in 1963 het klooster van St. Bruno Karthaus (renovatie en uitbreiding tot cultureel centrum) en in 1969 het Gut Roscheider Hof (bouw van een folklore- en openluchtmuseum) . Konz heeft nu een stadsbibliotheek en een lokaal centrum voor volwasseneneducatie. Op het gebied van cultuur en sport bieden ongeveer 120 clubs een zeer breed scala aan vrijwilligersactiviteiten.